Actuator: De mechanische interface tussen de basiscontacten van de schakelaar en het bedieningsmiddel, zoals de vinger van de operator.
Aandrijvingskracht: De kracht die nodig is om de elektrische toestand van een circuit te veranderen.
Wisselschakelaar (vergrendeld en gehandhaafd): Een drukknopachtige schakelaar waarbij de verandering van de elektrische toestand behouden blijft tussen activeringen.
Ampère: Een eenheid van elektrische stroom.
Basis (Behuizing): Een basis van een schakelaar is het belangrijkste lid waaraan de geleidende delen of de isolerende eenheid zijn bevestigd. Er kunnen ook delen van het bedienings- of besturingsmechanisme aan bevestigd zijn.
Stuiteren: Terugkaatsen van bewegend contact tegen vast contact tijdens de overdracht.
Pauze: Onderbreking van een circuit. Een dubbele onderbreking treedt op wanneer een enkel mechanisme twee contacten tegelijkertijd onderbreekt.
Capaciteit: Verwijst meestal naar de stroomverwerkingscapaciteit van een schakelaar.
Neem contact op met: Het contact is een geleidend deel dat is ontworpen om door druk met een ander geleidend deel te worden verbonden om stroom te geleiden.
Contactweerstand: De weerstand van de stroom over gesloten contacten.
Vaste: Eigenschap die aangeeft dat het activeringspunt is bereikt. Kan ook tastgevoel worden genoemd.
Diëlektrische sterkte: Het vermogen van een isolerend materiaal om spanningsbogen over het oppervlak te weerstaan.
Stofdicht: Afgedichte schakelaar is bestand tegen zand en stof.
Elektrisch leven: Verwachte levensduur wanneer de schakelaar bij volle nominale belasting wordt gebruikt.
Isolatieweerstand: De weerstand van het isolatiemateriaal tussen de contacten tegen stroomstroming.
Momentschakelaar: De term die wordt gegeven aan een schakelaar waarbij een circuit continu wordt gesloten of geopend alleen wanneer er kracht op wordt uitgeoefend. De elektrische toestand keert terug naar de normale stand wanneer de kracht wordt weggenomen.
Normaal gesloten: De term die wordt gegeven aan een schakelaar waarbij een circuit is gesloten in de normale schakelaarstand.
Normaal open: De term die wordt gegeven aan een schakelaar waarbij een circuit open is in de normale schakelaarstand.
Bedieningspunt: Punt waar contacten overgaan. Meestal gemeten vanaf de montagegaten van de schakelaar.
Over Reizen: De afstand die een actuator aflegt nadat het circuit gesloten is.
Pool: De term voor een volledig gescheiden circuit dat in één keer door een schakelaar gaat.
Voor de reis: De beweging van de actuator voordat het circuit wordt gesloten. Soms identiek aan "Travel to Make".